Toen deed de farao hem zijn verhaal:
‘In mijn droom stond ik aan de Nijl. Opeens kwamen daar zeven koeien uit, mooie koeien die goed in hun vlees zaten. Ze gingen grazen in het oevergras. Daarna kwamen er zeven andere koeien uit het water; die waren afschuwelijk mager, vel over been. Ik heb in heel Egypte nog nooit zulke lelijke koeien gezien. En die magere, lelijke koeien aten de zeven eerste, vette koeien op. Maar toen ze die naar binnen hadden gewerkt, was daar niets van te merken:
ze zagen er nog even lelijk uit als eerst. Toen werd ik wakker. Even later droomde ik dat er uit één halm zeven mooie, volle korenaren opschoten. En daarna kwamen er weer zeven aren op; die waren dor en iel en door de oostenwind verschroeid. En die armetierige korenaren verslonden de zeven mooie aren. Ik heb dit voorgelegd aan mijn magiërs, maar geen van hen kon me er iets over zeggen.’
Jozef zei tegen de farao:
‘U hebt tweemaal hetzelfde gedroomd, farao, en God heeft u bekendgemaakt wat Hij gaat doen. Die zeven mooie koeien zijn zeven jaren, en die zeven mooie korenaren zijn ook zeven jaren:
het is een en dezelfde droom. De zeven magere, lelijke koeien die daarna te voorschijn kwamen, staan ook voor zeven jaren, net zoals de zeven lege aren die door de wind verschroeid waren:
er zullen zeven jaren van hongersnood komen. Het is, farao, zoals ik u daarnet zei:
God heeft u laten zien wat Hij gaat doen. Er komen zeven jaren waarin er in heel Egypte grote overvloed zal zijn. Daarna volgen zeven jaren van hongersnood. Dan zal niemand zich nog iets herinneren van de overvloed die er in Egypte was. De hongersnood zal het land te gronde richten en zo erg zijn dat er van de eerdere overvloed niets meer te bespeuren valt. Dat u deze droom tweemaal hebt gekregen, betekent dat Gods besluit vaststaat en dat Hij het binnenkort gaat uitvoeren. U zou er daarom goed aan doen, farao, een verstandig en wijs man te zoeken en het bestuur over Egypte aan hem toe te vertrouwen.